Concertlocaties



Norbertijnenabdijen

De Norbertijnenorde wordt in 1121 gesticht door de Heilige Norbertus in Noord-Franse Prémontré, waardoor ze ook wel premonstratenzers worden genoemd. Ze krijgen daarnaast ook de bijnaam ‘witheren’ dankzij hun witte habijt. Naast de Bijbel en de Christelijke tradities, volgen de norbertijnen de regel van kerkvader Sint-Augustinus. Liefde en gemeenschapsvorming staan centraal. De orde richt zich dus niet enkel op het contemplatieve leven, maar zoekt naar eenheid tussen gebed, gemeenschapsleven en pastorale inzet. De norbertijnen houden zich vanaf het begin dan ook sterk bezig met zielenzorg en onderricht. De Heilige Norbertus sticht zelf verschillende van de Belgische norbertijnenabdijen, zoals die in Antwerpen en Grimbergen. Daarnaast vragen lokale heersers aan andere ordeleden om abdijen op te richten op hun grondgebied. Hierdoor is de orde al vanaf het midden van de 12de eeuw wijdverspreid in de Lage Landen. De verdere geschiedenis van de orde is heel woelig. Vooral tijdens de Franse overheersing, krijgen de norbertijnen het zwaar. Pas na de Belgische onafhankelijkheid kunnen er in onze gebieden een aantal abdijen het kloosterleven weer hervatten. Vandaag zijn er in België nog 7 norbertijnenabdijen, waarvan er drie in de Kempen liggen.


Begijnhoven

Omstreeks de 11de eeuw ontstaan er religieuze bewegingen die willen terugkeren naar de oorsprong van het Christelijke geloof en zich afkeren van de decadentie van de geestelijkheid. In die context staan in de Lage Landen de eerste begijnen op: gelovige vrouwen die willen leven in eenvoud en kuisheid. De beweging krijgt in de 13de eeuw bijstand van vooraanstaande vrouwen, zoals de gravinnen Johanna en Margaretha van Vlaanderen. Zij stichten begijnhoven in onder andere Gent, Kortrijk en Rijsel. Deze ommuurde nederzettingen zijn typisch voor de Lage Landen. Begijnen kunnen, anders dan vrouwen in gesloten kloosterorden, hun persoonlijke vrijheid bewaren. Ze behouden hun persoonlijke bezittingen en, aangezien hun eed slechts tijdelijk is, kunnen ze ten aller tijde terugkeren naar het wereldse leven. In de 14de eeuw worden de begijnen steeds vaker beschuldigd van ketterij, waardoor ze genoodzaakt zijn zich te verbinden met kloosterlingen of priesters. In de Noordelijke Nederlanden verdwijnen de meeste gemeenschappen na de Reformatie. In Vlaanderen kent de begijnenbeweging echter nog verschillende bloeiperiodes, onder andere in de 15de en de 17de eeuw. Vanaf de 19de eeuw gaat het bergafwaarts met de beweging. Het laatste Vlaamse begijntje sterft in 2013: het einde van een 800-jarige traditie.


Abdij van Postel

De abdij van Postel – gelegen op het kruispunt van destijds belangrijke wegen – wordt begin 12de eeuw door de norbertijnenabdij van Floreffe gesticht. Naast het pionierswerk van de ontginning van de streek is er de opvang van de reizigers, waarmee het klooster een uitstekende faam als Godshuis verwerft. In 1610 groeit Postel uit tot een onafhankelijke abdij, met de steun van de bisschop Maes van ’s-Hertogenbosch en de landvoogden Albrecht en Isabella. In 1797 bereikt de Franse revolutie de abdij: de kloosterlingen worden verdreven en alle goederen worden aangeslagen. Na een halve eeuw is er de heropstart in 1847. Er volgt een moeizame, geduldige restauratie met in de 20ste eeuw de realisatie van een stevige boerderij. Daar is de befaamde Postelkaas ontstaan, erkend als streekproduct en erg gegeerd in zijn variëteiten. Die lekkere producten worden aangeboden in de abdijwinkel, naast de nog grotere variëteit van de abdij-kruidenteelt, verwerkt in het abdijlabo. Steeds beschikbaar is de welgekende zuivere ginseng… Het befaamde Postel-abdijbier, eveneens teloor gegaan bij de Franse Revolutie, wordt met zijn varianten gebrouwen bij Alken-Maes n.v. te Alken.


Abdij van Averbode

De norbertijnenabdij van Averbode wordt in 1134 gesticht op initiatief van Arnold II, graaf van Loon. Het is oorspronkelijk een dubbelklooster, waarin zowel mannen als vrouwen leefden. Aan het begin van de 13de eeuw wordt de abdij definitief ‘ontdubbeld’ en verhuizen de zusters naar Keizerbos. Doorheen de eeuwen kent de abdij heel wat beproevingen: plunderingen, branden, de pest, … Na de Franse revolutie wordt ze zelfs verkocht, maar in het begin van de 19e eeuw kopen de broeders de abdij terug. Het kloosterleven wordt hervat en de abdij wordt de spil van heel wat activiteiten, zoals missiewerk, onderwijs en een uitgeverij.


Abdij van Tongerlo

Op verzoek van heer Giselbert vestigen omstreeks 1130 enkele norbertijnen uit Antwerpen zich op zijn landgoed in Tongerlo. Naast haar landbouwactiviteiten en actieve armenzorg, ontwikkelt de abdij een uitgebreid mecenaat op de fronten van kunst, cultuur en wetenschap. Sinds 1545 is de abdij in het bezit van een kostbaar doek: de meest getrouwe en mooiste replica van het Laatste Avondmaal, dat Leonardo da Vinci schilderde in de eetzaal van het klooster Santa Maria delle Grazie te Milaan. Omdat het originele fresco in de loop der tijden zó geleden heeft, dat er van de oorspronkelijke schoonheid niet veel meer overblijft, is dit ‘Laatste Avondmaal’ des te waardevoller geworden. In 1796 wordt de abdij door de Franse Revolutie opgeheven en moet de kloostergemeenschap noodgedwongen in ballingschap. De abdijgoederen worden verkocht. Omstreeks 1840 hernemen een zes-tal jonge medebroeders het religieuze leven in de vernielde abdij van Tongerlo. In 1929 vernielt een hevige brand het merendeel van de gebouwen. De jongste broeders vinden een onderkomen in de abdij van Leffe en helpen met de heroprichting van deze Waalse norbertijnenabdij. Van 1995 tot 1999 werd de abdijkerk grondig gerestaureerd en mocht ze weer schitteren in haar oorspronkelijke neo-gotische toestand. Sinds 2003 wordt het beeld van het Kind Jezus van Praag in de abdijkerk vereerd en sinds 2015 van een eigen stemmige kapel verzien met mooie glasramen.


Begijnhofkerk van Hoogstraten

Het begijnhof van Hoogstraten ontstaat in 1380 als een infirmerie met een kapel en kerkhof. Tot aan het uitbreken van de Tachtigjarige oorlog in 1567 kent het begijnhof een gestadige groei. De nadelige gevolgen van de oorlog laten ook het begijnhof niet onberoerd, zodat er in 1604 nog slechts twee begijnen overblijven. In de tweede helft van de eeuw kent het begijnhof echter een grote bloeiperiode. Er moeten woningen worden bijgebouwd en men begint met de bouw van een nieuwe kerk, toegewijd aan Sint-Jan Evangelist en de heilige Begga.


Begijnhofkerk van Lier

Het Lierse begijnhof ontstaat in 1258 en is een typisch 13de-eeuws stratenbegijnhof met 11 straten en 162 huisjes. Naarmate het aantal begijntjes toeneemt, ontstaan er verschillende sociale instellingen, zoals een infirmerie en een armentafel. In 1664 start men met de bouw van een nieuwe begijnhofkerk, vernoemd achter de Heilige Sint-Margaretha, die het bouwvallige kerkje van de gemeenschap moest vervangen. Ondanks geldgebrek, wordt de kerk drie jaar later toch voltooid. Het bovenste gedeelte van de gevel wordt samen met de klokkentoren echter pas een eeuw later toegevoegd. Dit tijdsverschil uit zich in twee verschillende bouwstijlen: de kerk is sobere barok, terwijl de klokkentoren een duidelijk rococo-invloed vertoont.


Sint-Amandskerk Geel

De Sint-Amandskerk wordt gebouwd in de periode 1490 – 1531, nadat het vorige kerkgebouw werd verwoest door een brand. Het resultaat is een mengeling van de Brabantse gotiek en de Kempense baksteengotiek. De bijna 60 meter hoge toren is letterlijk het toppunt van het Geelse marktplein. De toren wordt tijdens zijn geschiedenis door de gemeente gebruikt als schepenkamer en belfort. Doorheen de eeuwen wordt de kerk meermaals gerestaureerd, onder andere rond 1850, wanneer ze haar uniek barokinterieur krijgt, en na de Tweede Wereldoorlog.


Sint-Pieterskerk van Turnhout

De buitenkant is opmerkelijk sober, het interieur adembenemend. Pronkstuk is de preekstoel uit 1862. Hoe oud de kerk is, blijft een mysterie. De preekstoel, het hoogaltaar en beeld- en schilderwerken blinken van schoonheid. Ooit leken ze in vlammen op te gaan. De kerktoren leek te branden. Maar de brandhaard bleek een zwerm muggen in de zonneschijn te zijn. Zo kregen de Turnhoutenaren de bijnaam ´muggenblussers


Sint-Waldetrudiskerk Herentals

De oudste delen van de Sint-Waldetrudiskerk dateren uit de 14de eeuw, terwijl het koor en het schip in de 15e eeuw worden ontworpen door de Brusselse architect Gillis van den Bossche. In 1796 krijgt de Brabants-gotische kerk een boltorentje, maar die wordt in 1901 vervangen door een rechtopstaande torenspil. De toren bedraagt vanaf het metselwerk tot aan de voet van het kruis 33 meter. De Sint-Waldetrudiskerk is vernoemd naar de Henegouwse heilige Waudru, die in de 7e eeuw een vrouwenabdij stichtte die aan de oorsprong lag van de latere stad Bergen.


Sint-Catharinakerk van Herentals

De Sint-Catharinakerk op het Begijnhof is een laatgotische pseudo-basiliek met een driezijdig gesloten koor, een kruisbeuk en een driebeukig schip onder één dak, dat bekroond wordt met een sierlijke dakruiter. Koor en transept van de bakstenen kerk werden opgetrokken in 1599. De kerk werd voltooid in 1614, zoals de muurankers op de westgevel vermelden. Latere bouwfases waren eerder bescheiden: het nieuwe scholierenkoor en het westportaaltje kwamen in 1655 tot stand.

SINT-DIMPNAKERK VAN GEEL

De Sint-Dimpnakerk, een prachtig voorbeeld van demergotiek, werd gebouwd in de periode 1349-1570. Oorspronkelijk werd ze opgericht als bedevaartskerk, een van de mooiste en belangrijkste herinneringen aan het unieke verleden van de Barmhartige Stede. Volgens de legende werden de Ierse koningsdochter Dimpna en haar biechtvader Gerebernus op deze plaats begraven. De kerk huisvest verschillende Vlaamse topstukken zoals het Sint-Dimpnaretabel, het Passieretabel en het Apostelretabel. Ook het renaissance praalgraf van de familie Merode is een absolute blikvanger.

SINT-ALFONSIUS DE LIGUORIKERK, HEIST-OP-DEN-BERG

De parochie Sint-Alfons werd opgericht in 1873. De eerste pastoor was E.H. Jacob-Ferdinand Mellaerts, stichter van de Belgische Boerenbond. Hij moest het in de beginjaren stellen met een voorlopige kapel. De bouw van de kerk nam een aanvang in 1877. De eerste mis werd gecelebreerd in 1879 alhoewel de kerkwijding pas in 1885 geschiedde. De bouw werd voor een groot deel betaald door de parochianen zelf. Om de kosten te drukken hielp iedereen mee. Steen, uit de plaatselijk kleiputten, en de andere materialen werden kosteloos aangevoerd door de parochianen. De kerk is opgetrokken in primitieve gotiek. Ze is 43 meter lang en de breedte van de kruisbeuk bedraagt 20 meter. Het schip, door vierkante zuilen gescheiden van de zijbeuken, heeft een houten spitstongewelf met steekkappen en gordelbogen neerkomend op halfzuiltjes met bladkapiteeltjes. De zijbeuken hebben houten kruisribgewelven. Barones Eulalie de Terwagne schonk o.a. drie neogotische retabelaltaren in witte steen, een neogotische preekstoel, eveneens in witte steen, met op de kuip afbeeldingen van de vier evangelisten, twee neogotische eiken biechtstoelen en de eikencommuniebank. Mooie glasramen, vooral achter het hoofdaltaar, trekken de aandacht en brengen sfeer in de kerk.

TUINPAVILJOEN VAN HUIZE PERREKES IN GEEL (OOSTERLO)

Huis Perrekes vzw staat voor wonen, zorg en begeleiding van personen met dementie van bij diagnose tot levenseinde. De vereniging kiest er uitdrukkelijk voor zich te verbinden met de grote wereld in de meest ruime zin. Deze keuze drukt zich uit in het ontwerp van de publiek, toegankelijke tuin van de Villa en het Tuinpaviljoen. Het paviljoen is een speciaal, omarmende ruimte waar er plaats is voor ontmoeting, uitwisseling en momenten van schoonheid en troost.

SINT-LUCIAKERK TE OOSTERLO

De Sint-Luciakerk in Oosterlo is een neogotische kruisbasiliek uit 1894 en staat op de plaats in Oosterlo waar waarschijnlijk in de dertiende eeuw een kapel was die behoorde bij het hof van de familie Berthout. Het is een kleine, intieme kerk die uitnodigt stil te staan bij dat wat groter is dan onszelf. Naast de reguliere vieringen, opent Huis Perrekes in samenwerking met de buurt de deuren van de kerk om er te musiceren en elkaar te ontmoeten in de stilte en geborgenheid van de sacrale ruimte.


Sint-Pieter en Pauwel kerk van Mol

De huidige kerktoren van de Molse Sint-Pieter en Pauwel kerk dateert van het einde van de 15de eeuw. Hij is 41,78 meter hoog. Het is een typisch Kempische bakstenen toren in gotische stijl.
Het schip van de kerk werd herbouwd in 1898 in neogotische stijl. De portalen en enkele andere delen waren iets vroeger klaar. Boven een portaal prijkt een 'Doop van Christus in de Jordaan'. Vlakbij de deur staat een "dovenbiechtstoel", die indertijd wegens de privacy opgesteld stond in de sacristie. De gebeeldhouwde biechtstoelen en lambrisering zijn van Andreas De Swert. Onderaan het altaar met de Kruisafneming, ligt een Sint-Franciscus van Assisi, uit ivoor en Congolees hout. In het tabernakel van dit altaar wordt het relikwie van de Heilige-Doorn bewaard. Het centrale altaar werd op 29 juni 2008 door Mgr. Paul Van den Berghe gewijd. Het is een ontwerp van architect Fréderic Wattecamps, partner bij Atelier Vanhout in Turnhout. Het is uitgewerkt in carraramarmer en blauwe hardsteen. De eenheid tussen altaar en lezenaar is het sterkste kenmerk van deze moderne constructie die door de materiaalkeuze goed in het interieur is geïntegreerd.
De parochie heeft een handige brochure ter beschikking met vooral aandacht voor details uit glasramen en beeldsnijwerk. In de zomer is er in de kerk meestal een tentoonstelling van religieuze kunst.


JEZUÏTENKERK VAN LIER

De Jezuïetenkerk van Lier werd opgericht tussen 1749 en 1752 op basis van de plannen van Jezuïeten-broeder Albert del Plancken van Ename. Het is de laatste Jezuïetenkerk die in België gebouwd werd. Het kerkgebouw is een éénbeukige longitudinale laat-barokke kerk in kruisvorm, opgetrokken uit baksteen met verwerking van natuursteen. Op 29 december 1914 viel een obus in de tuin van de residentie waardoor alle ruiten van het gebouw sneuvelden. Het altaar werd toen ook door brand vernield. In 1956 werd het vervangen door een nieuw hoofdaltaar afkomstig van de Jezuïeten uit Gent. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de kerk gespaard en sinds 1982 stond ze leeg. De Jezuïetenkerk vormde samen met het klooster, het retraitehuis en de tuin tot 1972 één geheel. In 1972 verkochten de Jezuïeten het retraitehuis en de ommuurde parktuin aan de stad Lier om er de Podiumacademie een onderkomen te verschaffen. In 1986 kwamen de kerk en het klooster in particuliere handen. Het klooster werd (en is nog steeds) een privé-woonst. De kerk verviel tot een stapelruimte dienstig voor afgedankt en ander materiaal. Onderhoudswerken werden er de laatste decennia niet meer uitgevoerd. De restauratie van de buitenzijde (2008-2009) keerde gelukkig het tij. Sinds dan zijn alvast het dak, de gevels en de ramen weer in opperbeste staat en kondigt zich de voltooiing van de herbestemming als volwaardige concertruimte verder aan.