LANG LEVE EEN MENS
Lang leve een mens sopraan
met de zintuigen wijd open
ondanks de zwerende wonden
op de zolen van zijn gemoed
zon in zon uit wendbaar lopend
in het licht van de toekomst
met in zijn rugzak de hand-
leiding van het verleden: het
is toch verkwikkelijk om
spellustig in de wind van
verbeelding en verwondering
met volle vernieuwde onrust
lumineus dag in dag uit
de dood te ontbinden!
*
ER NIET ZO MAAR WAT BIJ BUNGELEN
Betingelen het doodslawaai dat vlagerig
langs de zonnewindveer in je lichaam waait.
Je eigen kraakmastje overboord zeilen,
je in voornemens schragen, de tong schrapen,
kwinkslagen in parlevinken, het licht
beklinken, ochtendroodselen, zinneritselen.
Non-stop het heil in top halen. Optrekken. In de weer-
spiegeling van regenbogen en eclipskransen lentestijl-
dansen. Kleven aan de stralen die van het lichtpunt uitgaan.
De wonde dragen. Levenslang zoemen om het onnoemelijke.
Welaan over dag en dauw heen gaan, wereldruim
de zinzame schuimspaan zijn, juichen, verbuigen,
klateren, schateren, flateren: je glunderingen gunnen.
*
LEVEN OM TE LEVEN
Hosanna de pantoffelhelden die de dag verslijten,
die met hun jacht hopen de stoomboot in te zeilen,
die met alle macht pogen de droomnoot aan te breken,
de smachtlappen, de zich aan de schermutselingen
ontfutselende zondagspimpelaars, de baliekluivers,
de rosse en de grote franjepoten, de melkgangers,
de krankenafstropers, de noodgieters, de edele
wilden, de porfieren kuitenwippers, de korstmos-
rollers op het hemeldak, de roofbollen, de koorn-
aarvisachtigen, de kamikazezolen aanbevolen,
de beurs geslagen geldspuwende bankvitters,
de aapjeskoetsiers, de kunstfiepers, godallemachtig,
zwangerschappend, motorkappend, Dikkertje Dappend,
bleekschetend, angstzwetend, juichkretend om ter meest,
beeldschermend, larie en apekolend, Piet Heinekend,
schadeclaimend, gedverdemme, John Waynend.
vissend, trappistend, geveltoeristend, Oliver Twistend,
gillend springend in het water zonder reddingsboeien,
poedersuikerend, gloeiend, botsend, huilend, aanspoelend.
prakkeserend over het bestaan, hoe is het mogelijk?
De tijd wemelt van dood. Met hetzelfde sap overgoten.
De bossen wemelen van de mieren, onverdroten.
*
SAMENHANGZIN
De tijd zoet, bevederd. Stoeien,
afgewisseld met samen zitten
op een grote kluit. Welhitte
snavelzegge vruchtenbowl
hartblad navelmerk
kiemwit vleugelzaad.
Peuteren vlooien strelen
en knuffelen, vibrerend
gezoen, zoembestuiving.
Iedereen heeft het nodig.
Het is de ene schooier leed
dat de andere bij de deur staat.
Wat kunnen wij anders dan
zo goed en zo kwaad als mogelijk
elkaars zwaartekracht helpen dragen.
Mark van Tongele