Psalm van Delphine Lecompte

Psalm voor de bedeesde zeepzieder

Gelukkig de mens die de bedeesde zeepzieder mag tegenkomen
Hij is als een okapi, als een samowar, als een caravan, als apenverdriet
Hij is elegant, nuttig, een schuilplaats, en een onderdak
Eerst zag ik hem in een annunciatie van Da Vinci, ik had uiteraard enkel oog voor de engel
Later zag ik hem op mijn televisiescherm, hij droeg een uitdagend fuchsia hemd.

Nog later ontfermde hij zich over mij in de geblokkeerde lift van een struisvogelkwekerij
Bedankt, God, om dit magnifieke wezen rond te laten lopen in mijn ellendige leven
Nu moet ik wel zeggen dat er een haar in de boter zit: sinds gisteren
Is de bedeesde zeepzieder boos op mij, omdat ik zijn moeder in een gedicht
Heb aangevallen met een bijl, er schuilt toch geen kwaad in een gedicht
Niemand sterft van een slag met een bijl in een gedicht, kon het maar zo gemakkelijk zijn.

Sorry, God, ik ben niet echt moordzuchtig
Van mij mag iedereen blijven leven, behalve de twee verdorven sponzenverkopers
Die de analfabetische jongenshoer hebben gepenetreerd met een teckel op wieltjes
Op het dak van de honingfabriek, nadat hij naiƫfweg zijn picknickmand met hen had gedeeld
Het was de wreedste middag van zijn leven, en sindsdien is hij zijn naam vergeten
Of heeft hij geen naam meer nodig.

U hebt een naam, God, Uw naam is God
Bovendien gaf U ook namen aan de vreemde schepselen die U schiep:
De schijfkwal, de heremietkreeft, het nijlpaard, de civetkat, de vioolspin, het wrattenzwijn
Ik zal nooit genoeg krijgen van Uw schepselen en Uw woorden
Maar doe me een plezier, God dear, geef me de bedeesde zeepzieder op een plateau,
In een korenveld, in de camionette van een schizofrene taxidermist, in een duikboot,
In hotel Le Chien Vert, in een filmwoestijn, in Helsinki, eender waar
Geef, geef, geef.