Psalm van Inge Braeckman

‘Zondaars trekken hun zwaard
en spannen hun boog,
om zwakken en armen te doden,
om af te slachten wie
eerlijk hun weg gaan.
Maar het zwaard dringt
in hun eigen hart
en hun bogen worden gebroken.’
Psalm 37

Nergens zo reëel de wereld als wanneer de beelden van
uitputting en van geschreeuw zichtbaar worden na een

nachtelijk varen op zee en wanneer de grenzen voor de
ogen gesloten worden. De boot wordt omgeleid naar een

ander land, een andere regel die de menselijkheid en
uitzichtloosheid vergeet. De honger en de bommen ook.

Nergens zo reëel de werkelijkheid wanneer prikkeldraad
aan landsgrenzen opgetrokken wordt, een muur in de

steigers staat om de vleugels van de vrijheid te breken
en aan het zicht van mededogen te onttrekken.

Nergens zo reëel de hemel waar de gratie van de goden,
ook soms in onbruik geraakt, ons ondanks alles voedt met

tederheid, en als een licht streelt over deze verzen.
De hoop op zorgeloosheid als zand over het leven verspreidt.

De oceanen plots geen plastic soup meer blijken te zijn,
oorlogen oplossen in het vrolijke gekwetter van vogels of

het nachtelijke zingen van krekels in een miljoenenstad.
Nergens zo reëel de aarde waar een engel onzichtbaar

waakt over het asfalt en zijn vleugels die als een open-
gevouwen papier in de lucht hangen nooit gebroken worden.

De goden die zelfs geen aandacht meer krijgen, met hun
ogen knipperen wanneer ze kijken naar de eerste zomerzon.


Inge Braeckman