Psalm van Paul Demets

Incarnaat

Huid, je hindert me niet, al ben je mijn buitengrens.
Je zindert als ik die aanraak van een andere mens.
Samen liggen we te glanzen. Als ik je indruk,

veer je terug, alsof je je verweren moet. Je hebt
lippen, huid, die mij van andere doen proeven.
Je hebt oorschelpen die mij de tijd laten afluisteren.

Handen heb je, een kom rondom ons, een schaal
waarop we de kamer wegen. Je bent een vreemde,
huid, tegen de huid van een vreemde. En slapen we,

dan stroomt onze bloedsomloop toch in een ruisend
samen. Ontwaak ik, heb ik bloed in mijn handen,
kloppen de aders onder je, huid, maak je op het kussen

een schurend geluid. Ik kijk naar een rug die mij alles
zwijgend vertelt. Huid, je hindert me niet.
Bij elke aanraking ben ik in een vreemde verveld.

Paul Demets

In de schilderkunst bedoelt men met ‘incarnaat’ de weergave van de huid op het doek. In het Kerklatijn betekent incarnatus ‘vleesgeworden’.

Leonardo da Vinci had een bijzondere fascinatie voor de anatomie van het menselijk lichaam en dus ook voor de weergave van huid op zijn schilderijen.